EDE- Zo’n twintig jeugdzorgboeren, onderzoekers en beleidsmakers gingen 19 mei met elkaar in gesprek om input te vergaren voor de Hervormingsagenda van het ministerie van VWS en de VNG. Naast hun inhoudelijke punten ter preventie van meer jeugdzorg, was vooral de conclusie: jeugdzorgboeren zijn een belangrijke speler in de jeugdzorg, maar brengen dat te weinig voor het voetlicht.
“Jullie mogen je veel meer laten zien”. Peter Dijkshoorn, landelijk ambassadeur Lerend Jeugdstelsel van de VNG en VWS is duidelijk in zijn standpunt. Zelfs voor hem is het kennis en expertise niveau van de aanwezig zorgboeren een positieve verrassing. Ook Lizanne van Buuren, proces coördinator van het OZJ (ondersteuningsteam jeugd) is onder de indruk van de kennis en passie van de aanwezige zorgboeren.
Tijdens de werkconferentie gingen de aanwezigen gezamenlijk op zoek naar antwoorden op de vraagstukken rondom preventie, instroom, doorstroom en uitstroom. Naast de twintig zorgboeren, Dijkshoorn en Van Buuren, waren ook vertegenwoordigers van gemeenten en onderzoeker van Wageningen University & Research Jan Hasssink aanwezig.
Bij preventie stond bijvoorbeeld een goede samenwerking tussen school en zorg op nummer 1, gevolgd door het bijbrengen van meer kennis bij ouders. Volgens een van de inbrengers is het belangrijk dat bijvoorbeeld autisme al voor het tweede jaar ontdekt wordt om al vroeg de goede begeleiding te bieden. Als preventie-maatregel zou het ook helpen als er laagdrempelige instroom locaties zijn, waarvoor geen indicatie vereist is. Ook zou de algemene maatschappelijke cultuur van ‘alles recht en strak en succesvol’ doorbroken moeten worden, zodat mensen het aandurven om aan te geven wat er niet goed gaat, waar ze hulp bij kunnen gebruiken.
Peter Dijkshoorn brak een lans voor een betere analyse aan de voorkant. “Alleen als je weet wat de achtergrond van een kind is, kun je het helpen. Dus de kwaliteit van de doorverwijzers moet omhoog, ze moeten een beter totaalplaatje geven. Problemen in de samenleving moeten worden onderzocht, net zoals Rijkswaterstaat verkeersdoden analyseert en maatregelen neemt om ze te voorkomen. Hoe kan het dat er 46.000 kinderen uit huis geplaatst zijn? Kennen we hun levensloop? Armoede en trauma’s zijn grote risicofactoren. Nou, onderzoek ze en pak ze aan, denk ik dan.”
Bij instroom stond een snellere beschikking op nummer 1. Zorgboer Kalle Heesen. “Soms heb je na maanden nog geen indicatie. Maar als er iemand komt die nog geen indicatie heeft, maar wel hulp zoekt, stuur ik hem of haar natuurlijk niet weg.” Een kritische blik op de match tussen cliënt en zorgaanbieder is belangrijk evenals een verplichte betrokkenheid van de ouders.
Doorstroom kan volgens veel zorgboeren goed, er zijn teveel jongeren die blijven onnodig lang in zorg blijven. “Dat ligt niet aan ons. Ouders houden vaak vast aan de zorgboerderij omdat ze blij zijn met de rust die het brengt. Ze beschouwen de zorg die we geven als hun recht, omdat er een indicatie is. Als ouders de ondersteuning en het vertrouwen krijgen, dan kunnen kinderen vaak ook sneller terug naar school bijvoorbeeld.”, zei een zorgboerin. Ondertussen kan er vaak heel goed een beroep gedaan worden op het gewone sociale netwerk. En met verlengde jeugdzorg, door bijvoorbeeld een maandelijkse koffie-ochtend op de boerderij, of een leer-werkplek, kan toch de gewenste continuïteit plaatsvinden. Voor doorstroom is het ook belangrijk dat de enorme administratieve rompslomp tussen verschillende gemeentes en geldstromen weggenomen worden, anders wordt een vervolgstap regelen te tijdrovend. Voor uitstroom geldt eigenlijk hetzelfde: continuïteit is belangrijk, dus als een zorgboer mee mag naar school en als ambulant hulpverlener af en toe nog thuis op bezoek komt, helpt dit.
Imago
Het imago van de zorglandbouw is volgens de aanwezigen dus nog wel een dingetje. “Je wordt toch gezien als een boertje, iemand die kinderen met konijnen laat knuffelen”, zeggen meerdere jeugdzorgboeren. Hier zal de aankomende jaren ook hard aan gewerkt moeten worden, het laten zien waar de sector voor staat, namelijk de inzet van jeugdprofessionals in combinatie met de effectieve jeugdinterventies en daarbij de inzet van de groene omgeving op de boerderij. Peter Dijkshoorn, Landelijk ambassadeur lerend jeugdstelsel voor OZJ/VNG/VWS en Lizanne van Buuren Procescoördinator Aanpak Wachttijden · Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ)gaven beide na afloop van de conferentie aan zeer onder de indruk van de professionaliteit van jeugdzorgboeren te zijn. Ze pleiten ervoor dat de sector zichzelf veel meer laat zien. Peter Dijkshoorn deed daarbij nog een extra beroep op de zorgboeren: “Zet jezelf neer als professional en laat je niet de mond snoeren. Kom op voor je cliënten.”
Dat is in zorgboerenland niet aan dovemansoren gericht. Stuk voor stuk vertelden aanwezigen hoever zij nu al gaan in het vinden van wegen voor hun deelnemers, vanuit persoonlijke én professionele betrokkenheid. Sinds de jeugdzorg in 2015 naar gemeenten ging, is dat niet makkelijker geworden. De lijntjes zijn soms korter, maar de verschillen in aanbestedingen en administratie tussen gemeenten maken het erg lastig. Daarbij komt dat veel gemeenten toch ook weer boven-regionaal zijn gaan samenwerken om aanbestedingen te doen. Dat is niet altijd in het voordeel van de zorgboer, die soms als onbekende en relatief kleine speler aan de kant dreigt te worden gezet. Tegelijk is meer eenheid in de jeugdzorg wel wenselijk. Eva Walraven van Stichting Zorgboeren Zuid: "De randvoorwaarden moeten eenduidig zijn, en de uitvoering maatwerk." Ook is verloop van personeel bij gemeenten een groot probleem. Kalle Heesen van Plusboerderij uit Wapserveen (Drenthe): “Dan moet je steeds weer opnieuw uitleggen wat je als zorgboer doet.”
En dat is veel: zorgboeren hebben een keurmerk, een eigen kwaliteitskader, jeugdzorgboeren hebben een zorgopleiding passend bij de doelgroep, werken samen met andere zorgaanbieders en doen intervisie. Ook hebben zorgboerderijen soms eigen gedragsdeskundigen en orthopedagogen en leerkrachten in dienst. Ze stellen zorgplannen op, begeleiden kinderen weer naar school én bieden zelfs ambulante hulp aan huis. “Een zorgboerderij is gewoon een zorgaanbieder die aan dezelfde eisen voldoet als de rest van de zorg, dat moeten wij blijkbaar beter uitleggen”, zegt Esther van Noort van Horses & co. Ook Kalle Heesen heeft die ervaring. “Bij mij was de jeugdconsulent heel aangenaam verrast wat we met de kinderen doen, hij noemde het ‘bijna therapie’. Helaas kreeg hij, nadat hij dat doorhad, weer een andere baan.”
De werkconferentie was een initiatief van de Eleven Floawers Foundation in samenwerking met de Federatie Landbouw en Zorg. Eleven Floawers Foundation stimuleert veranderingen die inclusiviteit bevorderen voor mensen die leven in een achterstandssituatie.