Maarten Fischer vertrekt na 5 jaar als directeur van de Federatie. In dit interview blikken we terug en kijken we vooruit.
Hoe en wanneer werd jij gegrepen door de zorglandbouw?
“Ik mocht als kind mee op de trekker met de buurman van mijn opa. Dat was in Zoetermeer bij een melkveehouder. Eigenlijk wilde ik gewoon boer worden. Ik ging econometrie studeren en was gedreven om op allerlei fronten te laten zien dat ik dingen goed kon. Eigenlijk voelde dat niet goed, en op een diepere laag was ik te afhankelijk van wat mensen van mij vonden. Tijdens een tussenjaar ging ik naar een bijzondere biologische boerderij in Ierland om te werken. Daar werd ik niet beoordeeld op praatjes of beloftes, en leidde de eenvoud van het werk en het gebrek aan onnodige lof tot een veel robuuster gevoel van eigenwaarde. Ik kon zonder anderen te pleasen werk doen wat ertoe deed. Ik vond in die tijd ook een match met het Christelijk geloof, en dan vooral het beeld van onvoorwaardelijke liefde van een God voor wie je goed bent zoals je bent. Dat luchtte op. Ik deed gewoon werk als ieder ander.
Ik zag tegelijkertijd hoe goed ze op de boerderij voor alles zorgden: voor de dieren, voor de mensen, voor de bodem. Ze plantten bossen aan en hadden oog voor alles wat leeft. Tegelijk verdienden ze heel weinig. Ik besloot het mijn missie te maken om te gaan zorgen dat dit soort bedrijven en ondernemers hun plek konden vinden in nieuwe markten als de zorglandbouw, en waardering konden krijgen voor de waarde die ze toevoegen aan de maatschappij.
Ik werkte later in weekenden regelmatig bij een schapenboer, en ben kort na mijn studie gaan werken bij de Eemlandhoeve. Daar richtten we coöperatie Stadteland op, die zich inspande om de boerderij verder met de omgeving te verbinden. Een soort voorloper voor de Taskforce Multifunctionele Landbouw, waar ik daarna de kar mocht trekken met Arjan Monteny. Dat was een mooie tijd. Er was veel geld, en we hadden veel vrijheid om te dingen te doen die de sector echt kon helpen. Verschillende opkomende verenigingen die we toen konden ondersteunen, vormen nu nog de basis, en multifunctionele landbouw werd een belangrijk onderdeel van de samenleving.
Alle sectoren waren mooi, maar ik vond de zorg in de landbouw echt een bijzondere combinatie. Ik vind het magisch hoe daar de setting en cultuur van de boerderij mensen echt kan helpen, en er een soort maatschappij in het klein bestaat, waar iedereen ertoe doe. Het is echt een plek van empowerment, het haalt het beste uit de mens.
Ik ontmoette mijn Amerikaanse vrouw Ida in een leefgemeenschap Zwitserland, waar ik verantwoordelijk was voor het groen en de tuinen. In die periode twijfelde ik vaak of ik misschien zelf boer kon worden, maar bedacht mij dat ik eigenlijk niet zo handig ben op dat vlak. Ik kon 20 jaar proberen die handigheid te ontwikkelen als matige boer, of mij inzetten voor de boeren die al die mooie dingen doen. En zo geschiedde.
Na de mooie tijd bij de Taskforce, gingen mijn vrouw en ik met onze inmiddels drie jonge kinderen naar Amerika. Daar werkte ik in de zorg, en werd door anderen aangezet tot het starten van zorgboerderijen en een soort inkooporganisatie. Ik had een Engelstalige website en kreeg veel reacties van over de hele wereld. Tot op de dag van vandaag bel ik regelmatig in de avonduren met initiatieven vanuit de hele wereld. En we krijgen regelmatig buitenlandse gasten. We hebben er nu zelfs een structuur voor opgezet bij de Federatie. Mooi om te zien hoeveel interesse er voor het concept is vanuit de hele wereld.
Ook werd ik gevraagd voor een Zwitserse stichting die gelieerd is aan mijn andere huidige werkgever (de Noaber Foundation) om hen te helpen bij de ontwikkeling van zorglandbouw programma's in Zwitserland. Toen we na vijf jaar besloten terug te gaan naar Nederland, heb ik dat initiatief ook nog een tijd getrokken.
Toen Ton van der Biezen in 2019 als directeur opstapte en het bestuur mij vroeg het stokje over te nemen, heb ik dat gedaan Het moest naast mijn andere baan bij de Noaber Foundation, want ook daar kon ik mooie dingen doen. Die invulling in deeltijd deed ik ook omdat ik de rol van de directeur wat kleiner wilde maken, om zo de rest van het budget te kunnen benutten om de Federatie te versterken op het vlak van beleid en belangenbehartiging. Het was het begin van een hele mooi tijd waarin eerdere ervaringen en netwerken weer samenkwamen. Ik ben heel erg dankbaar voor het vertrouwen dat ik kreeg, en het werk wat ik heb mogen doen.
Wat was de grootste uitdaging?
Los van de inhoud van de zorglandbouw, werd ik geraakt door het kruispunt waar de sector toen stond: professionaliseren en schaal vergroten, of groot worden door klein en puur te blijven. Het gaat daarbij ook over het verschil tussen Angelsaksische en Rijnlandse systemen, waarbij ik juist door de Rijnlandse systemen geïnspireerd wordt. Kort gezegd leidt het Angelsaksische systeem (wat in Engeland en Amerika de boventoon voert) tot meer hiërarchie, top down wetten en regels en grootschaligheid, terwijl het Rijnlandse systeem (met wortels in Noord-West Europa) vanuit eigen verantwoordelijkheid en coöperatieve modellen tot synergie leidt.
Wat ik heb geprobeerd te doen is om een manier te zoeken waarop de sector echt kon professionaliseren, maar dan op een manier die past bij de kracht en cultuur van de zorglandbouw, en ook geworteld is in het ondernemerschap. Dat kreeg uiteindelijk ook zijn beslag in versterking van de rol van de regionale organisaties, en het kwaliteitskader met de negen kernwaarden.
De grote uitdaging waar we steeds mee te maken hebben, is het huidige systeem van incidentpolitiek, regels, verantwoording en nog meer regels. Je kunt dat systeem niet zomaar veranderen, maar je kunt wel je best doen om een alternatief te bieden, en zo een plek te behouden voor het prachtige pure product van de zorglandbouw. Je hebt daarvoor de juiste verloopstekker nodig. Die stekker verbindt de zorglandbouw met de systeemwereld van de zorg. Regels vanuit het systeemdenken in de zorg, zoals dat ieder die er werkt een zorgopleiding zou moeten hebben, werkt in de cultuur van de zorglandbouw niet, en kan zelfs verstorend werken.
Deelnemers geven duidelijk aan dat juist de combinatie van achtergronden de kracht van de zorglandbouw vertegenwoordigt, en de beleving beter is als er ook “gewoon gewerkt” moet worden.
Dat hebben we duidelijk uitgewerkt in het kwaliteitskader, en hoop ik dat we met het kader in de hand onzinnige regels nog verder kunnen verminderen. Dit door te laten zien dat we zelf al veel doen om goede zorg te leveren, te leren van fouten en zelfregulering in de sector op te pakken, en zo vanuit eigen kracht samen te werken met de toezichthoudende instanties. Het adagium was dan ook: van controleren naar leren.
Wat dat betreft zijn we er zeker nog niet, en doet het mij verdriet als kleinschalige zorgboerderijen stoppen vanwege de regeldruk. We zijn als sector inmiddels veel beter bekend bij de landelijke politiek en beleid, maar dat verzilveren is nog lang niet klaar. Ik heb wel veel vertrouwen in het team wat er nu staat om dat verder te gaan doen. Gelukkig lijkt er nu ook bij de politiek het inzicht te zijn dat er echt wat moet gebeuren.
Ondertussen verandert de samenleving ook. De druk op de zorg neemt toe, en je krijgt dan strijd om de schaarste, wat we terugzien in discussies over tarieven, indicaties en de vele wetten en regels om de groei te beteugelen. In plaats van strijden om de schaarste, denk ik dat we juist moeten kijken naar nieuwe hybride vormen om de zorgboerderij als mini-maatschappij te verbinden met de rest van de gemeenschap, welzijn en informele zorg.
Zorgboerderij De Slangenburg met de diverse activiteiten en de grote voedselbanktuin laat zien dat er ook hybride combinaties van zorg, welzijn en gezondheid mogelijk zijn, deels buiten het zorgsysteem. Ook vernieuwde vormen van financiering helpen de druk te verlichten, zoals de indicatieloze dagbesteding bij zorgboerderij Rust na onrust. Dit concept zorgt voor een kostenbesparing zonder verlies van plekken. Dit soort initiatieven passen eigenlijk heel goed bij de drijfveren en dromen van de zorgboerderij, en kunnen een voorbeeld bieden voor de rest van de zorg en de maatschappij in brede zin.
Eigenlijk gaat het nog verder voor mij, want in een wereld waarin momenteel zoveel problemen en bedreigingen buiten ons bereik lijken, kan het echte leven in verbinding zoveel betekenen. Op plekken zoals de zorgboerderij ligt een fundamentelen herinnering dat we eigenlijk met zijn allen heel veel gemeen hebben, en in gemeenschap de beste versie van onszelf kunnen zijn.
Je bent als directeur een dienende leider geweest, is dat strategisch of omdat je gewoon zo bent?
“Dat is gewoon omdat ik zo ben. Zoals hierboven gezegd neig ik als persoon wel naar een rol als pleaser. In Ierland bracht mijn beweging richting geloof mij daarin wat verlichting, maar zag ik ineens ook de waarde in het feit dat ik mij graag inzet voor anderen, en hen vaak ook goed aanvoel. Ik vind het daarbij belangrijk dat ook iemand als een directeur gevoel houdt met alle aspecten van het werkveld, van politiek tot gewone dingen, zoals mest scheppen of de wc schoonmaken. Dat geldt ook voor de Federatie: wij zijn er voor de zorgboerderijen en hun regionale organisaties, en dus investeerde ik er ook graag in om goed te weten wat daar speelt en wat zij nodig hebben. Mijn rol was om te zorgen dat we voor hen landelijk het best mogelijke doen om hun dagelijkse werk te ondersteunen.
Hetzelfde geldt voor de mensen die bij de Federatie zelf werken. Ik geloof niet in een scheiding tussen privé en werk. Je bent wie je bent, en wat jij kunt bereiken in je werk wordt gewoon beïnvloed door wat er verder speelt in je leven. Zo gingen wij dus ook met elkaar om. Ik met het team, en het team met mij. En los van het menselijke effect daarvan, werkt het ook gewoon beter. We waren super op elkaar ingespeeld, en iedereen gaat door het vuur voor elkaar. ”
En wat ga je nu doen?
“Ik ga nu ‘gewoon’ fulltime werken voor de Noaber foundation waar ik mij inzet voor een Nederland waarin gezondheid makkelijker wordt voor iedereen en ik nog supermooie dingen kan gaan doen voor de samenleving. Ook zet ik me in voor allerlei initiatieven in mijn dorp en regio. Daarnaast kan ik er nu eindelijk ook iets meer voor mijn gezin zijn en lekker buiten sporten. Surfen is mijn grote liefde en de plas ligt voor mijn huis. Dus als het even kan ben ik daar. Bedankt voor het gestelde vertrouwen. Ik heb mijn best gedaan.”