Marianne van der Heijden stond aan de wieg van de Federatie én nam 22 april afscheid als regiomanager bij SZZ om vervroegd met pensioen te gaan. Goede reden om in het kader van 15 jaar Federatie met haar terug te blikken. Over de eerste stappen, de ontwikkelingen in de zorglandbouw en de uitdagingen voor de toekomst. Een gesprek aan de vooravond van carnaval.
Het fenomeen zorgboerderij was nog vol in ontwikkeling toen Marianne zo’n twintig jaar geleden bij Bijzonder Jeugdwerk Brabant werkte. Ze was gewend dat jongeren, die om welke reden dan ook van het rechte pad af waren, de keuze kregen tussen jeugddetentie of meewerken op een Franse boerderij waar ze door een maatschappelijk werker werden begeleid. Ze kregen weer een goed dag-/nachtritme, knapten er van op en leerden zelfs de Franse taal wat goed was voor hun zelfbeeld. Marianne: “Ze konden ‘echt’ iets. Tot ze in Nederland weer terug in hun eigen omgeving kwamen, waar ze door hun “vrienden” weer werden verleid terug te keren op het oude pad.
Ik vond dat zo jammer, en dus ging ik bij mijn toenmalige werkgever Bijzonder Jeugdwerk kijken of er in Nederland geen boerderijen waren die jeugdigen wilden opvangen. De eerste was de melkveehouderij annex kaasboerderij van de familie v.d. Steen in Veghel. Het 2e bedrijf was bij een vriend van mijn broer, waar we een door de Meeuw gesponsorde woonunit konden plaatsen. We vergaten echter ‘n vergunning aan te vragen. Dat ging een paar jaar goed tot nieuwe luchtfoto’s het ding verraadden. Ik heb moeten praten als Brugman bij de gemeente dat die unit er blijven moest. Dat is gelukt en met veel van de teruggekeerde jeugdigen ging het een stuk beter. De structuur van de dag op de boerderij, de natuurlijke omgeving, maar ook het geloof en de stimulans van de boer en boerin dat de jeugdigen als ze het wilden echt iets van hun leven konden maken hielp enorm.”
Haar acties bleven niet onopgemerkt. “Ik ontmoette bij een provinciaal overleg de bestuurder annex zorgboerin van ZLTO, Maria Roozen. Zij zocht iemand als belangenbehartiger voor de zorgboerderijen. Mijn hart ligt bij de jeugdzorg, maar ik ben ook een pionier. In de jaren ’90 kwamen er veel zorgboerderijen bij in Brabant dankzij een enthousiaste gedeputeerde en Europese POP subsidies. In die tijd mocht je ook nog bouwen. Daar moest veel voor geregeld worden. Omdat ik geloofde dat deze tak een kans was voor zowel de zorg als de landbouw, ging ik het doen.
Lange tijd heb ik dit samen met diverse bestuurders van zowel ZLTO als LTO de belangenbehartiging gedaan. Vanuit LTO hadden we ook het overleg met het Steunpunt Landbouw en Zorg. Het Steunpunt kreeg subsidie van de overheid om het kwaliteitskeurmerk op te zetten. Toen die subsidie stopte, hebben we een ondernemingsplan geschreven waaruit de Federatie kon ontstaan met Bart Jan Krouwel als kwartiermaker. Hij was net gestopt als directeur Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen bij Rabobank Nederland. Bij zijn afscheid vroeg hij als cadeau een envelop voor de zorglandbouw en hiermee heeft hij veel geld opgehaald. Met dit geld is het Projectenfonds Landbouw en Zorg gestart.
Mijn collega op arbeid bij ZLTO, Ton van der Biezen, is in de beginjaren als directeur gedetacheerd bij de Federatie, terwijl ik daar de rol van landelijk belangenbehartiger had. Een voorzitter werd gevonden door Marijke Vos te benaderen, oud-wethouder van Amsterdam en vanuit educatie al betrokken bij Landzijde.
Binnen de ZLTO was er destijds een overleggroep met zorgboeren uit verschillende regio’s. In het begin liep de financiering van de zorg nog voornamelijk via pgb’s, later werd dit steeds meer Zorg in Natura. Daarvoor had je een Awbz erkenning nodig vanuit de Wet toelating zorginstellingen. Dit was voor zorgboerderijen lastig te verkrijgen bij het Zorgkantoor. We probeerden het vanuit de ZLTO, maar dit werd afgewezen, omdat een landbouworganisatie geen zorgorganisatie kon zijn. Maurice van Valkenburg werd aangetrokken om hier een oplossing voor te bedenken. De Stichting Zorgboerderijen Zeeland, die al een AWBZ erkenning had, verenigde zich met de Brabantse en Gelderse Zorgboerderijen en zo bestaat sinds 2011 de Stichting Samenwerkende Zorgboeren Zuid, kortweg SZZ, met Maurice als projectleider/bestuurder.
Bij de 2e reorganisatie van ZLTO in 2013 verdween de zorglandbouw voor een deel uit mijn takenpakket. Dat vond ik jammer, dus toen Maurice me in die tijd vroeg om bij SZZ te komen werken als regiomanager, heb ik meteen ja gezegd. Voor mijn gevoel was ik nog niet klaar met de zorglandbouw en zo kon ik me blijven inzetten.”
Ook al woont Marianne met haar partner in hartje Eindhoven, ze groeide op een gemengd agrarisch bedrijf. Groene zorg ziet ze als de basis. “Het is heel belangrijk ergens voor te staan. We hebben met de verhuizing naar de domeinnaam SZZ wel min of meer afscheid genomen van de term zorgboer, maar alle aangesloten zorgondernemingen werken wel in het groen, zoals het kwaliteitskader ook aangeeft en in onze missie en visie staat. Nu ook de rest van de zorg ziet dat groen goed doet en dit inzet bij de uitvoering van de zorg, is het extra belangrijk om te bewaken dat het in ons DNA blijft zitten en dat ondernemers dit ook met trots uitdragen.”
Daarmee doelt Marianne op de positieve effecten van planten en dieren op de gezondheid van mensen. “Het is belangrijk hier actief aandacht voor te hebben. Dat het goed is voor mensen om voor planten of dieren te zorgen. Ik snap ook wel dat dit bij de ene doelgroep lastiger is dan bij de andere. Maar als je heel laagdrempelig mensen toch even meeneemt naar de paarden of de tuin in, heeft dat meteen effect. Je moet ook ergens voor durven te gaan staan.”
De zorglandbouw heeft zich volgens Marianne de afgelopen 18 jaar goed ontwikkeld. “Het is professioneler geworden, er is betere aansluiting bij de vraag en het kwaliteitskader en het kwaliteitskeurmerk bieden goede garanties.” De zorgboeren die ze ontmoette werken niet alleen heel professioneel, maar ook nog altijd vanuit hun hart. “Als regiomanager ging ik 2 keer per jaar op gesprek om alle ontwikkelingen door te nemen. In al die jaren maak je veel mee met de bedrijven, van het overlijden van enkele zorgondernemers die me zeer na aan het hart lagen tot geboortes, huwelijken en bedrijfsovernames. Het was heel mooi om te doen en om met de zorgondernemingen mee te mogen denken. Ik ben dankbaar voor de openheid en het vertrouwen om met de ondernemingen mee te mogen denken. Wat ’n top baan heb ik toch gehad!”
Bedreigingen ziet Marianne ook. “De contracteringen gaan tegenwoordig aan de hand van productboeken. Daar wordt het heel statisch van, wat niet bij maatwerk en effectiviteit in de zorg past. Wat daarbij ook niet helpt zijn de wisselingen van consulenten bij de gemeenten. Ik mis het meedenken en het vertrouwen van gemeenten in onze zorgaanbieders. Dat maakt flexibel opereren richting de client lastig. Ook een risico is dat indicaties pas laat worden afgegeven. Mensen met beginnende dementie missen zo de kans om nog een tijd een goed leven te hebben vanuit huis.”
Maar het systeem en de begrotingen van gemeenten pas je niet zomaar aan. In die lijn denkt Marianne dat het belangrijk is dat de zorgondernemingen naast dagbesteding ook ambulante begeleiding en behandeling gaan aanbieden. “Alleen begeleiding op een groep is niet meer genoeg. Systemisch werken bijvoorbeeld is heel belangrijk om te borgen dat de omgeving wordt meegenomen in de aanpak en terugval wordt voorkomen.”
Tegelijk vraagt Marianne aandacht voor de belastbaarheid van zorgboeren. “Waar zorgboeren vroeger enkele mensen opvingen op hun boerderij, hebben ze nu soms meerdere groepen op hun terrein met in een week 100 deelnemers en redelijk wat personeel. De zorgondernemer is werkgever geworden. Omdat er geen gelaagdheid is met managers die tussen zorgboer en personeel staan, zijn de lijntjes kort en overheadkosten gering. Dat is vaak fijn voor iedereen, behalve als er teveel problemen zijn. Dat kan zowel van bedrijfseconomische als persoonlijke aard zijn, zoals te lage tarieven versus indexeringen in de CAO maar ook zieke medewerkers of familie.
Je moet het als zorgonderneemster allemaal in je eentje doen en dat kan best zwaar zijn. Wat mij betreft is het thema grenzen aan groei dan ook actueel. Neem goed de gevolgen onder de loep als je een extra locatie start. Ik weet dat de vraag er veelal is, en ondernemers benutten graag mogelijkheden, maar houd in de gaten of jouw initiatief nog wel binnen het concept van kleinschalige zorg past in de beleving van je deelnemers én houd ook je eigen energiepeil goed in de gaten!”
En wat ga je nu doen Marianne? “Ik ga meer tijd doorbrengen met mijn partner, die wat ouder is dan ik. Na al die jaren hard werken is er nu misschien wel iets meer ruimte voor rust. Ook ga ik me inzetten voor de asielzoekers die hier om de hoek gehuisvest worden.” De behoefte aan rust blijkt ook uit haar carnavalsplannen. “Ik ben best ‘n feestbeest, en carnaval vond ik vroeger heel gezellig, maar nu hoeft het niet meer zo.” Een mooie afscheidsconferentie aanbieden aan de ondernemers en haar familie en vrienden was wél haar ding. Ze nodigde 22 april Mark Mieras uit om over groene zorg en authentiek leiderschap te praten, wat heel inspirerend was. Hij liet zien dat er veel bewijs is dat groen goed doet. De complexe vormen in de natuur houden ons mentaal gezond, zo is zijn betoog.
Tijd van ontstaan Federatie was tijd van ontstaan regio’s
Niet alleen SZZ werd opgericht ten tijde van het begin van de Federatie in 2010. Ook in andere delen van Nederland werden rond die tijd stichtingen opgericht die de Awbz erkenning voor hun zorgboer-leden konden aanvragen. Zoals Coöperatie Boer en Zorg in Gelderland en Stichting Zorgboeren Drenthe. Vereniging BEZIG was er zelfs al in 2004, Stichting Landzijde sinds 2005, een van de voorlopers van BEZINN (Vereniging Zorgboeren Groningen) stamt ook al uit 2006 en Vereniging Zorgboeren Rivierengebied stamt uit 2007. Stichting Zorgboeren Zuid-Holland bestaat ook al sinds 2010, maar ging pas in 2012 gecontracteerde zorg leveren.
De meeste regio’s ontstonden dus een paar jaar eerder of tegelijkertijd met de Federatie Landbouw en Zorg in 2010. Peter Linker van CBZ: “Voor de centen moest je een regionale Awbz erkende organisatie zijn, voor de kwaliteitswaarborg die daar een vereiste voor was had je het keurmerk en voor de landelijke belangenbehartiging hadden we de Federatie.”
Er zijn ook recenter regionale verenigingen ontstaan. In een volgend artikel meer aandacht voor deze geschiedenis.