Terug naar Actueel
  • Nieuws

Zorgboeren en jeugdzorg. We hebben er al vaker over geschreven. Over hoe hoog de nood soms is, omdat de vraag is toegenomen terwijl het aantal plaatsen afnam. En hoe moeilijk maar ook noodzakelijk het dan is om nee te zeggen wanneer iets echt niet kan. We schreven eerder ook over hoe de uitgaven aan jeugdzorg zijn gestegen en zorgboeren samen met anderen proberen de vraag te beteugelen. In dit artikel een oproep voor meer samenwerking in de zwaardere jeugdzorg.

Eva Walraven,  strategisch adviseur van stichting Samenwerkende Zorgboeren Zuid (Zeeland en Noord-Brabant): “Er valt veel te winnen door betere samenwerking. Daarvoor moet je elkaar kennen en weten wat je aan elkaar hebt. Nu zie je vaak dat kleinschalige organisaties en kleine gemeenten elkaar wel weten te vinden, maar bij grote gemeenten en grote instellingen is het lokale netwerk met kleinschalige zorgaanbieders niet altijd goed in beeld, vooral niet in de managementlaag.”

Gevolg is, dat jongeren in crisissituaties vaak op een verkeerde plek belanden. “Het is altijd lastig: meestal is er acuut een (woon)plek nodig, maar is nog niet duidelijk welk aanbod passend is . Dan gebeurt het nogal eens dat de plek niet aansluit. Met alle gevolgen van dien: ten eerste is het kind er niet goed mee geholpen, ten tweede duurt de zorgvraag langer, soms is een overplaatsing nodig, en hulpverleners kunnen niet doen waar hun expertise ligt, wat ten koste gaat van werkplezier.” Zorgboerderijen moeten daarom volgens Eva heel actief bij zorgpartners aangeven waar hun expertise ligt, omdat die niet altijd bekend is (zie ook het artikel ‘Expertise zorgboer mag meer worden gezien’)

Veel aanmeldingen in het Noorden

Jan van Donkersgoed, manager bij Stichting BEZINN (Groningen, Friesland, Drenthe), ziet de laatste tijd veel nieuwe aanmeldingen op het gebied van jeugdzorg. “Het betreft inmiddels ongeveer een derde van onze deelnemers. Bij de aanvragen zitten ook regelmatig mensen die we niet kunnen plaatsen. Met name jongeren met trauma’s. Behandelen doen we sowieso niet, maar ook na behandeling blijft het risico op terugval. We hebben niet de garantie dat we met hen ergens terecht kunnen als het misgaat op de zorgboerderij. Dus kunnen we hen geen plek bieden, hoe jammer ook.”

“Het heeft alles te maken met financieringsstromen: organisaties willen alleen hele indicaties binnenhalen en niet alleen achtervang zijn voor slechte tijden. Dan moeten ze alleen de zwaarste zorg uit een periode leveren, wat het meeste geld kost.

Door die ontbrekende samenwerking hebben wij onze exclusie criteria de laatste vijf jaar aangescherpt. We bieden niet altijd meer plek of denken mee. Alleen als het risico op terugval niet alleen ons probleem is, willen we wel een plaatsing overwegen. Dan moet er zwart op wit vaststaan wie de behandelaar is. Dat wordt wel lastiger met de sluiting van veel jeugdzorginstellingen, zoals Hoenderloo of Het Poortje.

Als wij die garantie op een time-out plek elders wel zouden hebben, zouden we veel meer jongeren en jong-volwassenen durven plaatsen op een zorgboerderij en zullen we er alles aan doen hen weer perspectief te bieden. We hebben echt hele goede zorgboerderijen waar ook zware gevallen verder komen, maar we kunnen het risico niet alleen dragen. Ik denk ook dat het kan. Van de 1200 deelnemers per jaar hebben we maar vijf tot tien keer zo’n crisisplek nodig, dus dat is best te overzien.”

Eva herkent de struggle van beperkte samenwerking tussen kleine zorgboeren met grote instellingen, ook in het Zuiden, maar ziet het als iets wat te doorbreken is. “Alle mensen in de zorg zijn in hun vakgebied gegaan om mensen te helpen. Blijf altijd wijzen op het belang van een individueel kind, dat is de verbinding. En waar een wil is, is een weg.”

Wanneer de samenwerking tussen zorgboerderijen en andere instanties beter wordt, leidt dat ook volgens Eva naar meer plaatsen door het jaar heen. “Als jongeren meteen goed opgevangen worden en de benodigde zorg krijgen, dan is de kans op herstel groter en de duur van de opvang korter. Dat maakt weer ruimte voor anderen.” 

 

 

Perspectief ook nodig boven de 18 jaar

Volgens Jan van Donkersgoed, manager bij BEZINN, is de knip in de zorg met 18 jaar heel onlogisch. “Vaak begint dan het hele circus weer van voren af aan. Ik heb een keer de fout gemaakt wel een 16-jarige jongen met een trauma een plek te bieden, maar na 2,5 jaar en nu hij 18 is, is er nog geen zicht op doorstroom. Gemeentes gaan dan over tot Wlz indicaties, maar naar mijn mening valt er best nog wel wat te ontwikkelen en is een eeuwig verblijf op de zorgboerderij geen oplossing.
Bij de WMO hebben gemeentes bedacht dat er twee keuzes zijn: buurtzorg of participatie, beide als een soort eindstation. Bij jeugdzorg wordt er nog perspectief geboden. Wij willen heel graag dat dat ook voor 18+ het geval blijft, zelfs tot veertig jaar. We bieden ook 18 plussers graag leerwerkplekken aan, mét een terugkeer mogelijkheid naar een instelling. Zo krijgen ze een eerlijke kans.”