De Federatie heeft sinds een jaar periodiek overleg met het landelijk netwerk van Wmo toezichthouders, net zoals we dat al hadden met de Inspectie IG&J. Die gesprekken helpen enorm om daar uit te leggen hoe de zorgboeren met kwaliteit bezig zijn, en ook te leren van de bevindingen van Wmo toezichthouders. In een overleg eerder dit jaar bleek dat er behoefte bestaat om eens mee te kijken bij audits van het KLJZ keurmerk. Wmo-toezichthouders uit 4 verschillende regio’s hebben inmiddels meegelopen met auditoren van het keurmerk Kwaliteit laat je zien!.
Ze komen tot de conclusie dat de manier van werken en de onderwerpen waarop getoetst wordt met elkaar overeenkomen. Zowel de toezichthouders als de auditoren hebben de uitwisseling als waardevol ervaren. Maar ook de zorgboeren vonden het interessant en waren enthousiast over de gecombineerde bezoeken.
Vooral overeenkomsten
De toezichthouders gaven aan dat het werk van de auditor grotendeels overeenkomt met de manier waarop zij zelf werken. De manier van contact maken en vragen stellen is bijvoorbeeld vergelijkbaar. Beide willen ze het bezoek graag laagdrempelig houden. Ook inhoudelijk worden dezelfde onderwerpen getoetst.
Enkele verschillen
Dat auditoren via de KwaliteitsApplicatie (kwapp) vooraf al de meeste informatie konden inzien, vonden de toezichthouders echt een voordeel. Zij moeten relevante stukken en protocollen veel meer ter plekke bekijken. De Kwapp werkt ondersteunend, zorgt voor landelijke uniformiteit en maakt een betere opvolging mogelijk via de acties in het zogenaamde dashboard, die in de Kwapp worden opgenomen.
Een ander verschil is dat de zorgboer in de Kwapp een foto ziet van de auditor, waardoor zij weten wie er op de zorgboerderij op bezoek komt. Een toezichthouder zal zich bij een bezoek altijd eerst .
In de werkwijze valt verder op dat de auditor aan het einde van de audit al meteen de belangrijkste verbeterpunten deelt met de zorgboer. Toezichthouders doen dit pas achteraf via hun rapport. Voor auditoren is dat een heel bewuste keuze, zij willen graag dat zorgboeren vast aan de slag kunnen met verbeteren en vinden het belangrijk dat zorgboeren weten wat ze in het auditrapport kunnen verwachten.
Het grootste verschil dat toezichthouders opviel was de manier waarop gekeken wordt naar opleidingen en diploma’s. Ook tussen toezichthouders onderling zat daar verschil tussen, doordat elke gemeente hier andere eisen aan stelt. Er zijn gemeentes die een concrete lijst hebben met opleidingen (met crebo- en croho-nummers), bij andere gemeentes zijn er eisen op het gebied van opleidingsniveau (bijvoorbeeld mbo- of hbo-niveau) en bij andere gemeentes is alleen een zorggerelateerd diploma een eis.
Heldere visie op scholingsniveau
Ondanks de verschillen tussen gemeenten op het gebied van eisen ten aanzien van scholing, was er duidelijk eensgezindheid over dit onderwerp. Zowel de toezichthouders als de auditoren onderkennen de meerwaarde van de inzet van anders opgeleiden (van agrarisch medewerker tot jurist) als aanvulling op zorgverleners. En er is, los van de contracteisen die natuurlijk getoetst moeten worden, een duidelijke denklijn die toegepast wordt bij het toetsen van het scholingsniveau. In die denklijn worden de volgende aspecten gewogen:
- het beschikbare opleidingsniveau in relatie tot de zorgzwaarte
- de aanwezige kennis van de (specifieke)doelgroep(en)
- de invulling van voortdurende deskundigheidsbevordering
- de verhouding tussen wel en niet (zorg)geschoolde mensen
Meer bekendheid
Er zijn nog geen plannen de uitwisseling verder uit te bouwen, maar voor nu heeft het gezamenlijke optreden alvast bijgedragen aan een grotere bekendheid van de inhoud, de werkwijze en de waarde van het kwaliteitskeurmerk Kwaliteit laat je zien!.
Op de foto een rondleiding op De Vier Marken (zonder auditor en toezichthouder)