De Federatie bestaat dit jaar 15 jaar. Voor ons een reden om terug te blikken. Al voor de Federatie er was, waren er zorgboeren. Een van de eerste is Paul van de Groes van de Cinquant. Met hem kijken we terug naar het allereerste begin, in 1987.
Op het afgesproken tijdstip voor het telefonisch interview is het vrijdagmiddag en schijnt de zon. “Oh ja”, zegt Paul van de Groes (69), samen met zijn vrouw Carien de oprichter van De Cinquant in Haps. “Ik was net buiten met de jongens bezig. Met het mooie weer kan ik ze makkelijker motiveren.” We maken een nieuwe afspraak, en gelukkig is het dan bewolkt.
Later blijkt dit Paul ten voeten uit. Hij werkt met de seizoenen, met dieren en mensen, en vooral met zijn gevoel. Die richtingwijzer is al zijn hele leven bepalend. Voor hem is het houden van biologische varkens, akkerbouw en tuinbouw, zorg en natuurbeheer allemaal hetzelfde. “Het gaat allemaal om het geven van zorg.” ‘Go with the flow’ lijkt voor hem een passende levensspreuk. Alleen is Paul soms de ‘flow’ een beetje vooruit of moest hij zelfs tegen de stroom in zwemmen.
We blikken terug naar de begintijd van de boerderij in 1978. “Ik had destijds met veel moeite het gemengde bedrijf met varkens, koeien en akkerbouw van mijn ouders overgenomen. Ik zat tot mijn nek in de schulden na het uitkopen van vier broers en zussen, maar kon wel mijn droom gaan waarmaken: de rundveestapel met eigen fokkerij uitbreiden tot een volwaardig biologisch rundveebedrijf. Omdat de voorlichter zei dat ik niet biologisch moest gaan boeren heb ik dat eerst niet gedaan.
Helaas liep het anders met de rundveestapel. De buurman gebruikte gif op het land, wat in de sloot kwam en waardoor de koeien stopten met melk geven en niet meer drachtig werden. Buurmans verzekering weigerde te betalen, uit gebrek aan bewijs. Weg was de veestapel, zonder vergoeding. De EU had wél een subsidieregeling voor varkens, en dus bouwde Paul een fokzeugenstal voor 120 dieren. En dit keer wel biologisch.
In 1987 wist een vriend, die maatschappelijk werker was, Paul te vinden voor dagbesteding voor een aantal jongens tussen de zestien en twintig. De vriend was betrokken bij drie gezinshuizen en een boerderij waar ook jongens woonden, een soort zorgboerderij dus. “Zo ging het heel vroeger vaak. Jongens die niet goed mee konden komen werden te werk gesteld op een boerderij. Ik ontdekte dat ik er veel plezier in had samen met de jongens natuurbeheer te doen. Bomen zagen, hout sjouwen, me níet laten uitdagen door de jongens maar hen hun energie wel kwijt laten raken, heerlijk. Dan vonden ze me sloom met het hout op de schouders en renden me voorbij. Tot ze na een kwartier op apegapen lagen, daarna waren de rollen omgedraaid.”
Zorggeld was er nog niet, en dat kwam ook niet in Paul’s hoofd op. De instellingen beurden het geld, Paul verleende de zorg. “Tot in 1992 de schulden me boven het hoofd groeiden vanwege slechte biggenprijzen. De bank wilde dat ik ging uitbreiden. Mijn vrouw zei: ‘Daar word je niet blij van: nog langer in de stal. Ga doen waar je plezier aan hebt: meer met jongens doen.’ Dat leek mij ook ergens wel een goed idee, maar er was nog geen infrastructuur voor. En niemand dacht mee. De landbouwvoorlichter niet, de bank niet. Iedereen liet me vallen. Alleen de bankdirecteur van de Rabobank zelf wilde wel iets. Ook kwam ik via een kennis van hem in contact met een directeur van een zorginstelling. Samen zijn we gaan onderzoeken of ik betaalde zorg op de boerderij konden verlenen en later richtten we een stichting op.”
Ook met deze kopstukken erbij was het echter nog geen geplaveid pad. “Na veel praten waren instellingen soms bereid cliënten te brengen. Dat klinkt leuk, maar in de praktijk was het niet goed geregeld. Dan kwam er een busje voorgereden, werden er mensen uit gezet en weg was het busje. Ze werden letterlijk bij mij gedropt, zonder ook maar de minste achtergrondinformatie. Later bleek zelfs één van hen Hepatitis B te hebben.”
Paul zegt echter nooit nee, dus hij vond zijn weg. Hij probeerde verzekeringen te regelen, maar dat lukte niet. Door het enthousiasme van hulpboeren en hun ouders aangemoedigd, nam hij het risico maar zelf en ging door. “Ik stond de hele dag op aan. Ik hield alles in de gaten.”
Hij had er gelukkig ook veel plezier in en zag kansen. Er kwamen geiten om te melken met de deelnemers en ook weer koeien. “Daar ben ik toch zo gelukkig mee. Uit onze eigen Greta lijn MRIJ is er voor het ongeluk met het gif ooit een koe verkocht aan een oom, die met haar verder fokte. Hij deed de boel in 1996 weg, waarna ik Greta 146 kon overnemen. Zij heeft inmiddels weer 32 nakomelingen, die ik Greetjes noem.”
Ook kwam er een boerderijwinkel. “Het lukte er genoeg klanten voor te vinden en het bleek een mooie aanvulling op het bedrijf. Daarnaast kwam er een camping bij. Dit ontstond ook weer vanzelf: ouders van een deelnemer wilden hun caravan bij ons zetten. Dat mocht niet van de gemeente, dus ben ik een vergunning voor een boerderijcamping gaan aanvragen. Die kreeg ik en het werd een succes.”
Het succes werkte aanstekelijk en in 1995 kwam de EO een documentaire maken over het fenomeen zorgboerderij. Een gedeputeerde van de provincie zag het, en nodigde vervolgens alle zorginstellingen uit Brabant uit om de documentaire te komen bekijken. Zo kwam ook Franca Swinkels op het idee met zorg te starten. (Redactionele noot: hierover in een volgende nieuwsbrief meer. De documentaire komt naar verwachting volgend jaar vrij om te bekijken, de link zullen we dan ook delen).
De provincie noemde De Cinquant een voorbeeldbedrijf, en steeds meer instellingen durfden een doorverwijzing aan. “Zelfs de verslavingszorg. Inmiddels hebben we alle doelgroepen op de zorgboerderij. Voor mij is een mens een mens, dus het maakt ook niet uit wat iemand ‘heeft’. Het gaat er wél om dat iemand in de groep past. Daar kijken we heel zorgvuldig naar.” De aanpak van Paul is heel simpel: mensen doen mee naar vermogen en dat wordt ruim gezien. “Een boerenzoon had thuis nog nooit mogen melken, allen de staldeur opendoen. Hier melkt hij mee en dat gaat heel goed. Zijn ouders zijn er verbaasd over.”
In deze positieve flow besloten Paul en Carien dat het in 1996 tijd werd een kantine te bouwen voor de deelnemers. “Onze vier kinderen zaten altijd tussen de deelnemers, die bij ons in de keuken kwamen bij iedere pauze. Met twintig man was het proppen. De gemeente deed echter moeilijk over onze vergunningsaanvraag, dus een beetje spannend was het wel. Met subsidie van de provincie realiseerden we een hooimijt met kantine eronder. Het werd prachtig, en toen we open dag hielden kwamen er 1000 enthousiaste mensen op bezoek. Onder hen was ook de gemeente-ambtenaar die er zo’n moeite mee had, die heb ik toen maar even aan het kersverse bestuur van de stichting overgelaten. Gelukkig kwam het goed en hoefden we het niet meer af te breken.”
Helaas brak in 1997 de varkenspest uit. Niet op het bedrijf van Paul, maar wel op bedrijven in de buurt. Die bedrijven werden geruimd en financieel ondersteund. Bij De Cinquant ging alles ‘alleen’ op slot. De camping en de boerderijwinkel moesten sluiten en deelnemers moesten door een ontsmettingsbak. Dit alles gebeurde zonder vergoeding en zonder mogelijkheid de dieren levensruimte te bieden. “Dat was echt een ramp, die je je niet voor kunt stellen. Ik kocht met mijn laatste centen voer voor de varkens, en die bleven maar groeien. Alle gangen waren op het laatst vol en hun snuiten zaten in de ventilatieroosters. Buiten lopen mocht ook niet, vanwege besmetting gevaar. Ondertussen moesten de kinderen van clubjes af en gingen we met eigen graan brood bakken, want we konden niks meer betalen. In het dorp mocht ik niet meer tanken of boodschappen doen, want onze schulden waren te hoog opgelopen. Alleen het sociaal fonds van de ZLTO hielp ons nog een beetje.”
Toen het slot er in 1998 vanaf ging, wilde Paul weer doorstarten, maar de bank zag het niet zitten. “Ik had al een tijd geen verzekering meer betaald, dus wilde de bank de boel verkopen. Omdat executieverkoop ongunstig is, mocht ik zelf een poging wagen. Ik ben toen gaan praten met de Triodos bank, en die zagen wél potentie. Biologisch en zorg, dat paste hun wel.” De Triodos gaf een aflossingsvrije lening, wat het bedrijf lucht gaf.
Paul en Carien konden door, en samen met hun kinderen bouwden ze het bedrijf uit tot wat het nu is. Een biologisch-dynamische zorgboerderij met varkens, koeien, geiten, fruitteelt, akkerbouw, tuinbouw (in de kas en open grond), het inmaken van fruit en groenten, een camping en natuurbeheer/houtbewerking. Voor alle volwassenen die een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Dochters Renee en Indy hebben een zorgopleiding en het bedrijf inmiddels overgenomen, hun broers ondersteunen waar nodig en Paul en Carien draaien op de achtergrond mee.
In de loop der jaren hebben Paul en Carien hard geknokt voor het overleven en voor het mogelijk maken van dingen die onmogelijk leken. Dat deden ze veelal zelf, maar ook in verenigingsverband. Paul was actief lid van de ZLTO en medeoprichter van de Stichting Samenwerkende Zorgboeren Zuid. Ook weer als pionier. “Toen er eenmaal een bestuur zat, ben ik gestopt.”
In 2017 kocht Paul een goede bomenzaag, en bouwde voor hem en Carien in zeven jaar een nieuw huis op het erf, met eigen hout, geïsoleerd met eigen stro en aangesmeerd met eigen leem. “Ik houd ervan als het simpel kan.”
De toekomst zien ze met vertrouwen tegemoet, al blijven alle overbodige regels Paul storen. “Waarom kunnen we niet gewoon DOEN.”