De zorglandbouw is inmiddels behoorlijk bekend, maar zeker nog niet bij alle mensen die zorg zoeken en hun verwijzers. Soms wordt de kwaliteit van de zorg onderschat, wordt gedacht dat het bij de zorgboeren alleen maar om dieren knuffelen gaat. In werkelijkheid is het juist andersom: de zorgzwaarte én professionaliteit is de laatste tijd enorm toegenomen, ook op zorgboerderijen. De zorglandbouw staat midden in de maatschappij en wil zich graag inzetten voor het bieden van de juiste zorg op het juiste moment, maar kan het niet alleen. Samen met gemeenten en andere instellingen wil ze graag de maatschappelijke problemen van wachtlijsten in jeugdzorg en GGZ te lijf gaan.
Grens aan zorg
Ook al werken zorgboeren die aangesloten zijn bij de Federatie allemaal met professionele hulpverleners en voldoen ze ook verder aan alle wettelijke eisen (gecontroleerd door een keurmerk), nog steeds zijn er hulpvragen waar de zorglandbouw geen antwoord op heeft. Zorgboeren hebben een groot zorghart en de druk om iemand op te nemen is soms groot, maar in sommige gevallen heeft zelfs de zorglandbouw geen antwoord. Zoals voor mensen met zware depressies of vergevorderde dementie. Ook kan het zijn dat iemand niet in de groep past. Daarbij kan het gaan om zowel woonzorg als dagbesteding.
En zelfs als mensen op papier aan de criteria voldoen, kan het nog lastig zijn. “Regelmatig is de indicatie laag, maar de hulpvraag groot”, zegt Jan van Donkersgoed, manager bij BEZINN, het samenwerkingsverband van zorgboeren in Groningen, Friesland en Drenthe, die deelnemers op 160 zorgboerderijen plaatst. Na een schriftelijke screening vindt hij de persoonlijke intake daarom van groot belang. “Op papier kan het goed te doen lijken, maar in de praktijk kan het dan toch behoorlijk tegenvallen. Dat kan ook na een gesprek, maar de kans wordt er wel kleiner door. Je hebt dan toch even de gelegenheid gehad om goed door te vragen.”
“Ook gebeurt het wel eens dat een zorgboer iemand wil aannemen, maar dat wij als Stichting BEZINN het toch tegenhouden. Bijvoorbeeld als de zorgvraag te zwaar is of de doelgroep niet overeen komt. Ook zijn we er alert op, dat we niet zomaar de eindverantwoordelijkheid over iemand krijgen. Zorgboeren hebben vaak een groot hart voor de zorg en de sector als geheel is heel veelzijdig, maar we kunnen ook niet alles aan. Wat de maatschappij zou helpen, is als zorgboeren in noodgevallen kunnen terugvallen op een instelling.” (zie ook artikel ‘meer plaatsen jeugdzorg door betere samenwerking) .
Jan Tackenkamp van D’n Aoverstep uit Neede ziet ook zowel in de doelgroep ouderen als in de doelgroep psychiatrische/psychosociale problematiek de zorgzwaarte toenemen, waardoor de vraag of zorgboeren deelnemers een plek kunnen bieden steeds actueler wordt (zie ook artikel ‘ouderen te laat in zorg’).
Wanneer iemand in een passende doelgroep zit en de juiste expertise aanwezig is, wil Jan een plaatsing wel overwegen. Daarnaast mogen mensen geen gevaar voor zichzelf of anderen vormen. “Dat houdt bijvoorbeeld in dat er geen gevaar voor suïcide is of totaal gedesoriënteerd zijn en weg willen lopen. En mensen die bijvoorbeeld onverwacht agressief kunnen zijn, kunnen we niet in groepsverband begeleiden. Veiligheid is een relatief eenvoudige maatstaf. Lastiger is vast te stellen wanneer er een risico is. Is iemand met een geweldsdelict van 20 jaar geleden nog een risico? Ook contra-indicaties zijn niet altijd hard. Een contra-indicatie is bijvoorbeeld een actieve verslaving. Maar als wij het probleem ervan weten te kaderen, ontstaat er soms toch weer een mogelijkheid. Zo komt hier nu iemand vrijwillig zonder contant geld of pinpas, zodat hij geen alcohol kan kopen. Dat was dé oplossing. Kortom: er zijn geen vaste regels voor te verzinnen, het gaat om afwegingen over individuen, die we zeer zorgvuldig nemen.”
“In het geval van woonzorg kijken we bij de poort nog beter wie er binnenkomt, want vaak is er geen weg meer terug. Bijvoorbeeld als iemand uit een opname komt. Wanneer het wel kan, spreek ik een proefperiode af. Dat is helaas zelden het geval. Dat maakt het wel lastig.”
Corrie Boere van het Boere Erf en de Kloostertuin uit Utrecht en Zuid-Holland werkt met ouderen met dementie, Parkinson of depressies. “Voor ons is het belangrijk dat mensen die komen nog een paar stappen kunnen lopen, dat ze zich laten begeleiden als ze een eindje willen wandelen en dat we geen gedwongen zorg hoeven te leveren. Ook kunnen we mensen met zeer ernstige depressies of psychische klachten niet helpen.
Daarnaast kijk ik ook naar mezelf en de huidige situatie op de zorgboerderij: ik wil dat de te samenstellen groep enigszins homogeen is, zodat we niet vanwege een enkeling bijna niks kunnen doen. Ik wil kunnen werken vanuit mijn visie dat veel buiten zijn en bewegen goed is, daar moeten mensen zich ook door aangesproken voelen. We beginnen daarom altijd met een proeftijd. Ook omdat ouderen met dementie bijna nooit staan te springen om te komen. Als ze vijf keer zijn geweest, zijn ze meestal om.
Natuurlijk is het wel eens lastig mensen te weigeren, helemaal als ze er al zijn. Ik heb een keer iemand gehad die wegliep en zich niet meer terug liet brengen. Het is heel moeilijk, maar dan houdt het op. Ook heb ik wel eens vragen van mensen buiten de doelgroep. Zoals mensen met een verstandelijke beperking. Het kan goed samen gaan, als ze hier zijn als een soort medewerker, maar het kan ook helemaal niet passen. Dat is best moeilijk inschatten. Omdat de vrouw om wie het nu gaat de kleindochter is van een deelnemer, ga ik toch het gesprek aan. Daar blijf je toch zorgboer voor.”
Zorgboeren en hun organisaties zetten zich in voor de juiste expertise
Om te voorkomen dat er vanwege te weinig expertise ‘nee’ moet worden gezegd bij nieuwe aanvragen én om mensen zo goed mogelijk te kunnen helpen op de zorgboerderij, is er bij de Federatie Landbouw en Zorg veel aandacht voor scholing. Zo is de Federatie bezig een scholingsacademie te ontwikkelen. Hier zullen alle opleidingen en cursussen in een oogopslag inzichtelijk zijn en nieuwe worden ontwikkeld.
Dit gebeurt in het kader van de ontwikkeling van het eigen kwaliteitskader voor de zorglandbouw, dat de kwaliteit van zorglandbouw verder zal vergroten én voor meer mensen inzichtelijk maakt. Het opzetten van een kwaliteitskader gebeurt in samenspraak met Zorginstituut, VNG, ministerie en andere stakeholders. Regionale intervisie krijgt hierin een belangrijke plek. (Zie ook artikel Kwaliteitskader).
Al sinds 2002 staat kwaliteit en scholing overigens hoog in het vaandel met de oprichting van het eigen kwaliteitskeurmerk Kwaliteit laat je zien!, dat toeziet op de aanwezigheid van de juiste expertise. De opleidingen en cursussen hiervoor werden tot nu toe vaak regionaal aangeboden.
Jan Tackenkamp: “Vanuit de Verenigde Zorgboeren Oost Gelderland hebben we kennisavonden over aanname-beleid en over scholing. Als ergens veel vraag naar is maar je hebt de expertise niet, kun je je personeel op cursus sturen. Als zorgboer ben je sowieso constant bezig personeel te werven en op te leiden. Die uitdaging wordt alleen maar groter de komende jaren met enerzijds personeelstekorten en anderzijds verlaagde tarieven.”
“Gelukkig hebben we nu een stabiel team van 36 mensen, waarin specialisatie mogelijk is. Er zijn regelmatig wel mensen uit de zorg die bij ons willen werken, maar wij willen ook graag mensen met agrarische vaardigheden. Het verbouwen van ons eigen eten is namelijk de basis van onze zorgboerderij. We leven met de seizoenen en met dagstructuren. Mensen met een combinatie van zorgopleiding en agrarische vaardigheden moet je echter met een lampje zoeken.”
De ene zorgboerderij is de andere niet
Niet alle zorgboerderijen zijn zo groot als D’n Aoverstep; er zijn ook veel eenmanszaken of familiebedrijven. Dus niet overal kunnen er verschillende specialismes aanwezig wijn. Dat hoeft ook niet, maar het is wel belangrijk dat de buitenwereld dit goed begrijpt.
Eva Walraven, strategisch adviseur van Stichting Samenwerkende Zorgboeren Zuid (Zeeland en Noord-Brabant): “Het is belangrijk steeds uit te leggen dat de ene zorgboerderij de andere niet is. Een van de lastige dingen is dat doorverwijzers zoals gemeenten vaak denken dat een zorgboerderij staat voor een bepaald zorgaanbod, namelijk dagbesteding. In werkelijkheid is een zorgboerderij een locatie, waar verschillende soorten zorg geboden kunnen worden voor verschillende doelgroepen. Het hangt van de specifieke zorgboerderij af welke expertise aanwezig is. Dat proberen onze regio coördinatoren steeds goed uit te leggen.”
Zorgvraag beteugelen
De sector van de zorglandbouw zet dus in op kwaliteit en expertise door scholing en door het opzetten van een kwaliteitskader. Tegelijk zetten zorgboeren zich in om de vraag naar zorg en daarmee de kosten ervan te beteugelen: dat zien zij als hun maatschappelijke opgave. Zo wordt bij jeugdzorg de samenwerking met BSO’s en gastouders gezocht om te kijken of kinderen daar ook terecht kunnen. Ook wordt er samengewerkt met GGZ-instellingen om een dure opname daar te vervangen door de goedkopere logeeropvang met ambulante hulp (zie artikel Zorgboeren en jeugdzorg).
Samenwerking gezocht
Kortom: zorgboeren en hun organisaties zijn zich bewust van hun kwaliteiten én van de zorgvragen die ze wel en niet aan kunnen en doen ze er alles aan dit goed door te vertalen in aanvragen die binnenkomen. Ook helpen ze de toestroom van zorgvragers in te dammen. Deze maatschappelijke instelling van zorgboeren én het maatwerk zorgt, dat de zorglandbouw een hele welkome aanvulling is op het zorgaanbod in Nederland. Een beetje meer erkenning hiervoor en samenwerking vanuit gemeenten en instellingen kan helpen de zorg draagbaar én betaalbaar te houden. De Federatie nodigt gemeenten en instellingen van harte uit voor een gesprek, al dan niet met een van de leden.